-
1 amalgamer
amalgamer [aamaalgaamee] -
2 mélanger
mélanger [meelãzĵee]〈 werkwoord〉2 met elkaar verwarren ⇒ overhoop gooien, door elkaar halen♦voorbeelden:mélanger une chose et une autre chose • twee dingen met elkaar verenigen, combineren→ carte1. v2) combineren3) versnijden [wijn]4) kruisen [dieren]2. se mélangerv2) neuken -
3 confondre
confondre [kõfõdr]2 (met elkaar) verwarren ⇒ verwisselen, door elkaar halen4 weerleggen ⇒ aan de kaak stellen, in het nauw drijven♦voorbeelden:rester confondu • versteld staan♦voorbeelden:v1) (ver)mengen -
4 fondre
fondre [fõdr]2 minder worden ⇒ afnemen, slinken, verdwijnen♦voorbeelden:faire fondre le beurre • de boter smeltenfondre de pitié • vertederd worden door medelijdenfondre en larmes • in tranen uitbarstenil a fondu de trois kilos • hij is zes pond afgevallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 samenvoegen ⇒ met elkaar verenigen, fuseren♦voorbeelden:1 smelten ⇒ wegsmelten, zich oplossen, verdwijnen2 samengevoegd worden ⇒ samensmelten, samenvloeien, zich vermengen♦voorbeelden:v1) (weg)smelten2) slinken, afnemen4) versmelten5) samenvoegen -
5 mêler
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский